Tussen straat en UNESCO: Zomercarnaval Rotterdam als erfgoed

Jules Uildriks over de spanningen rond eigenaarschap en representatie

Hoe geef je ruimte aan een praktijk die draait om beweging, uitbundigheid en continu veranderende vormen van expressie – binnen een erfgoedkader dat vaak juist structuur, afbakening en behoud veronderstelt? In hun scriptie 'Carnival Matters' onderzoekt Jules Uildriks wat er gebeurt wanneer een festiviteit als Zomercarnaval Rotterdam – doordrenkt van superdiversiteit – de status van immaterieel erfgoed krijgt.

Jules Uildriks schreef hun scriptie aan de Universiteit Utrecht en combineerde daarin hun ervaring als vrijwilliger bij het zomercarnaval met een scherp analytisch perspectief. Hoewel hun scriptie niet werd genomineerd voor de Dr. Albert van der Zeijdenscriptieprijs 2024, bleef deze scriptie en Uildriks' onderzoek hangen bij Rozemarijn van de Wal, wetenschappelijk medewerker bij KIEN.

De komende tijd zetten we, naast de genomineerde scripties, ook een aantal scripties in de schijnwerpers die de selectie net niet haalden, maar die ons wel aan het denken zetten. Over erfgoed, identiteit, macht, meerstemmigheid – en over de vragen die we als erfgoedinstelling niet uit de weg moeten gaan. In deze bijdrage vertelt Van de Wal waarom juist Carnival Matters haar raakte, en hoe Uildrik's analyse helpt om beter te begrijpen wat er op het spel staat als erfgoed en fluïde culturele praktijken elkaar ontmoeten.

Superdiversiteit in een mal 

Het is wellicht één van de meest bekende vormen van immaterieel erfgoed in Nederland: Zomercarnaval Rotterdam. En sinds de bijschrijving op de internationale UNESCO lijst, tevens een vorm van erfgoed die Nederland internationaal representeert. Jules Uildriks koos het Carnaval als onderwerp voor hun masterscriptie aan de Universiteit Utrecht. De auteur is al meerdere jaren als vrijwilliger betrokken bij de organisatie van het zomercarnaval en combineerde voor de scriptie inzichten uit hun veldwerk met literatuuronderzoek. Het resultaat is een uitvoerige scriptie die eigenlijk licht werpt op de vraag: wat gebeurd er als je iets tot erfgoed maakt? Of meer specifiek: wat gebeurd er als je een festiviteit zoals het Rotterdam Zomercarnaval dat gekenmerkt wordt door superdiversiteit, in de mal van erfgoed probeert te stoppen?  

Zoals de auteur in de inleiding uitlegt, gaat superdiversiteit over fluïditeit, over een wereld en groepen mensen die gekenmerkt worden door verandering en het steeds vormen van nieuwe constellaties. Daartegenover staat erfgoedpolitiek en een discours dat veelal vertrekt vanuit duidelijk afgebakende kaders (het erfgoed, de gemeenschap etc.). Wat gebeurt er als je die beide werelden samen probeert te brengen? En kan dat eigenlijk wel? Een relevante vraag, niet alleen voor het Zomercarnaval Rotterdam, maar zeker ook voor een organisatie als KIEN. Ik haal in deze tekst twee kanten van het probleem naar voren, namelijk: het gebruik van het woord gemeenschap en de kwestie eigenaarschap.  

"Jules Uildriks laat zien dat op z’n minst een deel van de wijzigingen of eisen haaks staan op dat waar het carnaval historisch gezien over gaat: een moment waarop rollen worden omgedraaid, de grenzen van het normale worden overschreden, de wereld even op z’n kop, gedurende de parade ‘zijn de straten van ons’." 

"Gemeenschap is niet neutraal"

In het immaterieel erfgoedveld is ‘gemeenschap’ een vaak gehoorde term. Vanuit de wens om niet zozeer de erfgoed professionals maar juist de mensen die zich met het erfgoed zelf bezig houden (door UNESCO aangeduid als ‘beoefenaars’) centraal te stellen, spreken erfgoedinstellingen over de gemeenschap. Wie is de gemeenschap die het erfgoed draagt en hoe kan de gemeenschap ervoor zorgen dat het erfgoed ook in de toekomst blijft bestaan? Jules Uildriks laat in hun scriptie zien dat deze term ‘gemeenschap’ niet neutraal is. Het is een retoriek die gemakkelijk stereotyperingen in de hand kan werken en daarmee het risico in zich draagt een essentialistische link te leggen tussen identiteit en culturele achtergrond.  

Uildriks vraagt zich af: Wat gebeurt er als je in deze termen over Zomercarnaval Rotterdam gaat praten? Die laat gedurende hun scriptie steeds opnieuw zien, hoe de term ‘gemeenschap’ geen recht doet aan de groepen mensen die bij het Zomercarnaval betrokken zijn. Want wie hoort bij de ‘gemeenschap’ en wie niet? En wie bepaalt dat? Aan de hand van een multiscalar methodiek maakt Uildriks zichtbaar hoe het RSC zich beweegt in een complex web van relaties die veel verder gaan dan alleen de stad Rotterdam of de organisatie en deelnemers van het carnaval. Denk hierbij aan erfgoediseringsprocessen (zoals de internationale bijschrijving bij UNESCO), lokale overheden (zoals de gemeente Rotterdam), het algemene (rechts-georiënteerde) politieke klimaat of economische belangen. In hun scriptie laat Uildriks zien hoe deze complexiteit niet in een term als ‘gemeenschap’ is te vangen. 

 

 

Zomercarnaval Rotterdam 2

Zomercarnaval Rotterdam 2023. Dranghekken leiden de optocht door de straten van Rotterdam. Foto door Saskia van Oostveen

Van wie 'is' Zomercarnaval?

Bovendien roept dit web van relaties met mensen, partijen en stakeholders die steeds in wisselwerking met elkaar staan en samen bepalen hoe het Zomercarnaval Rotterdam eruit komt te zien, vragen op over eigenaarschap. Want wie mag keuzes maken over wat er gebeurt? Het onderzoek laat zien hoe de organisatie, deelnemers en vrijwilligers hierbij vaak beïnvloed worden door andere partijen uit het web van relaties. Uildriks brengt deze spanningen en soms tegenstrijdige belangen mooi in kaart. Lokale overheden schrijven extra maatregelen voor vanuit de wens de parade ‘op tijd’ te laten starten en eindigen. De naam van de organisatie wordt gewijzigd om het makkelijker te maken om economische steun te verkrijgen. Er wordt niet alleen een queen maar ook een king verkozen in het kader van meer gender gelijkheid. Je kan zeggen dat het hier gaat om veranderingen die tot doel hebben het Carnaval toekomstbestendig te maken: het erfgoed kan alleen blijven bestaan als het meebeweegt met de tijd.

Maar waar ligt de grens? Wanneer gaat het om toekomstbestendig maken, en wanneer gaat het om (ongewenste?) inmenging van buitenaf? Zoals Jules Uildriks mooi laat zien, staat op z’n minst een deel van de wijzigingen of eisen haaks op dat waar het carnaval historisch gezien over gaat: een moment waarop rollen worden omgedraaid, de grenzen van het normale worden overschreden, de wereld even op z’n kop, gedurende de parade ‘zijn de straten van ons’. De parade mag in Nederland blijven bestaan, zolang de route maar gevolgd wordt, de bezoekers buiten de hekken blijven, er op en bepaalde manier wordt gedanst en de eindtijd wordt gehonoreerd.  

Zomercarnaval in al haar complexiteit

Carnival Matters is een rijk onderzoek dat het belang van een multiscalar benadering mooi illustreert. Juist door voorbij de ‘gemeenschap’ te kijken en de terminologie te problematiseren, is de auteur in staat Zomercarnaval Rotterdam in haar complexiteit met alle spanningen en paradoxen in kaart te brengen. De scriptie biedt daarmee interessante inzichten voor KIEN en roept vragen op waar ook wij als erfgoed organisatie over na moeten denken. Want wat zijn de bedoelde én onbedoelde gevolgen als je tradities, festiviteiten of rituelen tot erfgoed maakt? En welke rol kan of moet een organisatie als KIEN hierin spelen?  

Alle rechten voorbehouden