Pepijn schreef deze masterscriptie aan de Universiteit Utrecht, in de opleiding Nederlandse Literatuur en Cultuur. Zijn werk is een van de vijftien scripties die werden ingezonden voor de Dr. Albert van der Zeijdenscriptieprijs 2024. Hoewel deze scriptie niet werd genomineerd, raakte het ons wel. Daarom lichten we de komende tijd enkele scripties uit die buiten de prijsuitreiking vielen, maar wel bijzondere vragen stellen over erfgoed, identiteit en geschiedschrijving. Marlous van den Akker – wetenschappelijk medewerker bij Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN)– vertelt waarom juist deze scriptie haar bijbleef, en hoe ze in Pepijns werk een belangrijke parallel ziet met het streven naar meerstemmigheid in het erfgoedveld.
Op de cover van de scriptie van Pepijn heeft hij deze tekening geplaatst. Deze tekening komt uit het tekenboek van Arent Gans, één van de patiënten die in het Apeldoornsche Bosch heeft gezeten en behoorde tot de meer dan 1200 patiënten die in de nacht van 21 op 22 januari 1943 naar Auschwitz werden gedeporteerd.
Stiltes in archieven vullen met geluid
It’s more arduous to honor the memory of anonymous beings than that of the renowned. (‘Het vraagt veel meer inzet en toewijding om de naamlozen te herinneren dan de beroemdheden.’) Met deze uitspraak van Walter Benjamin begint de masterscriptie Beperkte Herinneringen, rekbare getuigenissen. De culturele herinnering aan de deportatie van het Apeldoornsche Bosch en het perspectief van de patiënten van Pepijn de Koning. Hij schreef deze scriptie als student Nederlandse Literatuur en Cultuur aan de Universiteit Utrecht.
In zijn scriptie buigt Pepijn zich over de vraag hoe je het perspectief en de ervaringen van onzichtbare groepen een plek kunt geven in geschiedschrijving. Hoe je, wanneer er in relatie tot een traumatische gebeurtenis van bepaalde slachtoffergroepen amper getuigenissen bestaan, tóch kunt proberen een volledig beeld te reconstrueren. Hoe je de stiltes in archieven kunt vullen met geluid.
Op naar een meerstemmige herinneringspraktijk
In de nacht van 21 op 22 januari, 1943, werd de Joods psychiatrische instelling Apeldoornsche Bosch ontruimd door de Duitse bezetter. De patiënten werden gedeporteerd naar Auschwitz. Niemand van hen overleefde dit, en de ervaringen van deze patiënten zijn door niemand vastgelegd. Pepijn onderzoekt via deze casus hoe we, als vertellers over het verleden, ondanks zulke leemtes toch kunnen toewerken naar meer inclusieve en meerstemmige historiografie en herinneringspraktijken.
Helaas voldeed Pepijns scriptie niet aan alle criteria voor nominatie voor de Albert van der Zeijden scriptieprijs. Maar terwijl ik zijn scriptie las, werd ik geraakt door de zorgvuldigheid waarmee hij zich uitdrukte. Hier schreef iemand die zich realiseerde dat taal in essentie een machtsmiddel is. Achteraf waren het niet eens zozeer de analyses die me bijbleven, maar zijn inlevingsvermogen en empathie. In de zinnen van Pepijn klonk compassie door voor de mensen van wie hij het perspectief voorzichtig, respectvol, weloverwogen probeerde neer te zetten.
Multiperspectiviteit waarborgen
Hier zie ik een directe link met het werk dat we bij KIEN proberen te doen. Want één van de principes die voor ons zwaar wegen wanneer we erfgoed kwesties onderzoeken, belichten en toelichten, is het waarborgen van multiperspectiviteit. Erfgoed wordt gemaakt door mensen. Hoe dat gebeurt, hangt onder andere af van de tijd waarin we leven, de thema’s die door de samenleving gaan, de identiteiten waar mensen zich mee verbonden voelen en de maatschappelijke posities die mensen (kunnen) innemen. Niets hierin is eenduidig, en hoe mensen zich tot elkaar verhouden schuift continu. Erfgoed is altijd relationeel.
In die relaties spreken niet alle stemmen even luid. Maar om te kunnen inzien hoe een erfgoedsituatie in elkaar zit, is het wél cruciaal dat we de schijnwerpers in verschillende hoeken plaatsen. En om dat te kunnen doen, is het nodig dat we een begrip hebben van waar die hoeken precies zijn. Want multiperspectiviteit gaat niet alleen over de noodzaak om alle sprekers bij de microfoon laten. Het gaat óók over je een voorstelling kunnen maken dat er mensen zijn die nog niet in de rij staan bij die microfoon, terwijl er wel veel wijsheid in hun stem zit. Dat er mensen zijn wiens bestaan binnen de status quo überhaupt onzichtbaar blijft. Ik zie het als onze taak, als erfgoedonderzoekers, om dit bloot te leggen en dominante vertellingen continu te bevragen.
En daarin voel ik een verbondenheid met Pepijn. Ik wil hem bedanken voor de zorg waarmee hij heeft geprobeerd een ongehoord verhaal over het Apeldoornsche Bosch te vertellen. En ik zou hem willen aanmoedigen om de nieuwsgierigheid die hij in zijn scriptie laat zien, een leven lang vol te houden.